Jan Hut (De Zeeuwse Muziekschool): heel Zeeland Speelt!

De Zeeuwse Muziekschool (ZMS) verzorgt al sinds 1955 muziekonderwijs in Zeeland en vervult daarin ook een sterke functie voor de regio. Omdat de ZMS dit jaar de taart won als eerste invuller van het Kunsteducatie Analyse Systeem, reisden wij op een zonovergoten maandag naar Middelburg om die welverdiende taart te overhandigen, maar vooral ook met Jan Hut en zijn team te praten over ruim zestig jaar muziekonderwijs in Zeeland en de vele mijlpalen die zij daarin bereikten.

We zitten hier in een prachtig historisch pand in Middelburg. Wanneer is het voor jullie allemaal begonnen?

Jan Hut: “De Zeeuwse Muziekschool is in 1955 begonnen als een traditionele muziekschool waar je allerlei instrumenten kon leren bespelen en je Algemene Muzikale Vorming (AMV) kon krijgen. Dit was eigenlijk zoals heel veel muziekscholen in Nederland opgezet waren en wij hebben dit dan ook lange tijd zo gedaan. Een belangrijke koerswijziging kwam rond 2010 toen wij de AMV, die dus grotendeels naschools was opgezet, nadrukkelijk meer de scholen ín wilden gaan brengen. Om dit nou echt goed te kunnen uitvoeren, hebben wij een intern projectbureau opgericht die dus al onze projecten in het basisonderwijs opzet en uitvoert. Met dit projectbureau hebben wij nu al heel veel gerealiseerd: binnen de tien gemeenten waar wij mee samenwerken, bereiken wij nu al 72% van alle basisscholen.

Daarnaast doen we ook nog een aantal speciale projecten en daar kunnen Otto Harms en Annemarie van Belzen van ons projectbureau heel veel over vertellen.”

Kunnen jullie een voorbeeld geven van een dergelijk speciaal project?
Otto Harms: “Ja, een mooi voorbeeld is het project ‘Het hele eiland speelt’ dat wij met steun van het Oranjefonds op een gegeven moment hebben opgezet. Hierin hebben wij een ‘gouden driehoek’ tussen de basisscholen, de muziekverenigingen en de ZMS gebouwd, waardoor alle basisscholen op in de vier dorpskernen van het eiland Noord-Beveland een traject van zesentwintig lessen konden volgen én kinderen konden leren spelen in een muziekvereniging. Het mooie is dat, door het succes van dit project, het inmiddels geen project meer is maar tot programma is geworden, want de gemeente heeft blijvende en volledige steun toegezegd om dit voort te zetten. Daarop heeft de gemeente Veere gezegd: ‘dat willen wij ook!’, dus ook daar hebben wij dit format toegepast (red.: ‘Heel Veere speelt’). En met succes, want alle vijftien scholen willen dit na twee jaar te hebben meegedraaid absoluut voortzetten.”
Annemarie van Belzen: “Ook het landelijke programma ‘Impuls Muziekonderwijs’ van het Fonds voor Cultuurparticipatie (FCP) hebben wij hierin goed kunnen inzetten. Het begon met vier scholen, in de tweede ronde hebben acht scholen een aanvraag gedaan en uiteindelijk zijn er nu drieëndertig scholen die via de ‘Impuls Muziekonderwijs’ ondersteund kunnen worden.”

Jullie zijn actief ver voorbij jullie eigen gemeentegrenzen en verzorgen een aanzienlijk gebied. Heeft dit ook betrekking op de buitenschoolse activiteiten?
Jan Hut: “Ons verzorgingsgebied is inderdaad heel groot, want lang niet elke stad of dorpskern in Zeeland heeft of had een muziekeducatie-aanbod. Wij zijn zoals gezegd inmiddels actief in tien gemeenten en dan beperken wij ons niet alleen tot de binnenschoolse muziekeducatie.”
Annemarie van Belzen: “De focus van het projectbureau lag aanvankelijk wél op de binnenschoolse muziekeducatie, maar nu richten wij ons ook op andere doelgroepen, zoals bijvoorbeeld ouderen, waarvoor wij projecten opzetten en mijn collega Hans Hest heel veel werk voor zijn rekening neemt. Eigenlijk alles wat niet onder het reguliere vrije tijdsonderwijs valt, wordt nu door ons projectbureau opgepakt.”

Wat doen jullie met en voor die oudere doelgroep?
Angelique Koerts: “We zijn erg op zoek gegaan naar initiatieven waar wij vanuit de ZMS iets konden toevoegen en daarin vonden wij ook de mogelijkheden om aan te sluiten de op de verbreding van bijvoorbeeld de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) en preventie. Door zes van de tien gemeenten van de gemeenschappelijke regeling wordt deelgenomen aan het programma ‘Age Friendly Cultural Cities”. Zij matchen het geld dat van het FCP beschikbaar is gekomen.”
Jan Hut: “Die samenwerking met het FCP is ook breder, want ook ons Centrum KCE, dat als het ware onder de ZMS ‘hangt’, betekent ook een verbreding van onze culturele reikwijdte; niet alleen muziek dus. Daarbij is onze manier van samenwerken met de scholen ook zó, dat wij willen inspelen op hun behoeften en die zijn regelmatig breder dan muziekeducatie alleen. We volgen de lijn van ‘dialoog-gestuurd bedienen’ om zo aan de wensen en richtlijnen die voor de scholen gelden te voldoen en tot een samenwerking te komen.”

Geeft dat maatwerk niet veel werkdruk?
Otto Harms: “Jawel, maar het is ook in lijn met het landelijke beleid: de regie ligt bij de scholen, dus wij trekken niet alles naar ons toe en laten zaken ook aan de scholen over. Die proberen wij het vooral via deskundigheidsbevordering en begeleiding verder te brengen.”
Annemarie van Belzen: “We schrijven ook niet eerst één lijvig beleidsplan of bedenken één format dat voor alles en iedereen moet gelden. We gaan direct in gesprek met de scholen en vaak ook direct aan de slag. Dat is intensief, maar we kunnen de formele beleidsvorming ook beperken of soms overslaan. Dat maakt ons wendbaarder en sneller. Wél formuleren wij een vergezicht met de school waar men met muziekeducatie wil zijn na een paar jaar, maar in de tussentijd ontwikkelen zich altijd nieuwe leervragen en -behoeften waar we dan toch gewoon op kunnen inspelen. Onze ‘impuls-coördinatoren’ onderhouden het contact met de scholen hierover.”

Met zoveel dorpskernen, locaties, scholen en verenigingen: hoe krijgen jullie hier toch één lijn in?
Jan Hut: “Ons verzorgingsgebied bestrijkt een groot gedeelte van de provincie Zeeland, dus wij moeten als enkele organisatie wel een bepaalde lijn volgen om dit behapbaar te maken. Maar in ons beleidsplan voor de komende vier jaar (red.: ‘Op maat naar morgen’) houden wij wel rekening met de diversiteit en de verschillen tussen de gemeenten. Er heerst in Zeeland namelijk een sterk lokaal identiteitsbesef. Ook daarom proberen wij aan te sluiten op wat er lokaal is aan initiatieven en muziekverenigingen, regelmatig gesprekken te voeren over waar men behoefte aan heeft, daarin mee te bewegen en toch zó te manoeuvreren dat het voor hen zinvol is én in ons beleidskader in past.”

Met zo’n groot verzorgingsgebied vanuit één plek, is mobiliteit van arbeid dan een probleem?
Jan Hut: “Ja en nee. Een lokale identiteit vindt men gewoon heel erg belangrijk, dus daarom heeft de ZMS ook meerdere vestigingen om daar uitdrukking aan te geven en daar investeren we ook gewoon in. Anderzijds stelt de Zeeuwse infrastructuur ons wel voor uitdagingen. Zeeland heeft geen conservatorium, dus het is voor ons lastig om voldoende gekwalificeerde professionals hier naar toe te krijgen die voor ons vervolgens zo’n groot verzorgingsgebied willen bedienen. Bedenk wel hè, dat Zeeland qua inwonersaantal ongeveer even groot is als Rotterdam-Zuid, maar dat de afstanden die moeten worden afgelegd veel groter zijn.”
Otto Harms: “Het is voor ons ook vrij normaal dat docenten vanuit Rotterdam of Breda naar ons toe komen en dan pas ’s avonds weer terug reizen.”

Hoe kijken jullie terug op de ontwikkeling van de ZMS? En hoe kijken jullie vooruit?
Jan Hut: “Wij hebben gezien hoe veel muziek- en kunsteducatiescholen geleden hebben onder de bezuinigingen en soms daardoor zelfs verdwenen zijn. Die bezuinigingen hebben wij zelf ook mee gemaakt, maar we hebben daar toch een goede invulling aan kunnen geven; na roerige jaren, hebben we de wind weer in de zeilen. Kijk, waar wij hier in Zeeland van oudsher heel goed in zijn, dat is ‘samenwerken’ en ik denk dat wij daarin ook een voorbeeld vormen, zowel inhoudelijk als financieel. Daarom kijken bijvoorbeeld organisaties als het FCP en het LKCA met interesse naar hoe wij het hier doen. Wij zijn dan ook heel trots op wat er nu nog steeds staat hier in Zeeland, en hoe! Ik zelf ben sinds 1991 in verschillende functies aan de ZMS verbonden geweest en ik ben daarbij steeds weer getroffen door de inzet en de hechtheid van ons team.

Dat bijvoorbeeld de portretfoto van Margo zojuist door het team werd meegenomen voor de foto met de KAnS-taart (zij heeft met het invullen van KAnS de taart verdiend maar kon vandaag helaas niet aanwezig zijn) spreekt toch wel boekdelen. Dat is fantastisch! Zelf zal ik naar verwachting nog een jaar of anderhalf - misschien wat langer wanneer nodig - als directeur van de ZSM doorgaan. Ik ben hoe dan ook nu al heel erg trots en weet dat ik deze mensen ga missen.”

Links

Lees ook: Taart voor de Zeeuwse Muziekschool

Voor meer informatie: