Interview Willem Camphuis (CBCT)

“Kwaliteitszorg doe je voor jezelf, ook als je klein bent”

Sinds 2016 staat Willem Camphuis aan het hoofd van zíjn certificeringsorganisatie. Waar de organisatie eerder alleen certificeringen exclusief voor bibliotheken deed, verzorgt deze nu ook de certificeringen voor kunsteducatie instellingen en taalprogramma’s onder het vaandel van ‘Kwaliteit in Beeld’. Naast een bevlogen bedrijfskundige en kwaliteitsmanager in de branche, blijkt zijn betrokkenheid bij cultuur ook uit zijn inzet voor de renovatie van enkele historische kerkorgels en als bestuurslid van de Haydn Stichting. Cultuurconnectie sprak met hem in zijn kantoor in Den Haag over zijn werk, wat kwaliteit voor hem betekent en zijn ervaringen met cultuurorganisaties.

Wat is jouw achtergrond? Hoe ben je in deze branche en in het bijzonder de kwaliteitszorg terecht gekomen?
“Ik ben van huis uit historicus: ik heb geschiedenis gestudeerd aan de Radboud Universiteit Nijmegen en ben daar ook gepromoveerd en hoewel ik dat met veel plezier heb gedaan, werd mij toch snel duidelijk dat ik niet verder wilde in de academische wereld. Min of meer door toeval kwam ik in HR en personeelszaken terecht, vooral toen ik als Beleidsmedewerker P&O bij de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek ging werken. Sindsdien heeft die lijn zich in mijn loopbaan doorgezet, met in toenemende mate het accent op HR-management en bedrijfsvoering. De overstap naar kwaliteitszorg en -toetsing diende zich eigenlijk als vanzelf aan en voelde ook totaal niet als een rigoureuze verandering. Ik was al in een hoger onderwijsorganisatie actief geweest, dus de kans om de kwaliteitszorg voor bibliotheken, kunsteducatie-instellingen en taalhuizen op te pakken, sloot in de meeste opzichten aan op waarin ik ervaring had opgebouwd. Het hoofdstuk ‘kwaliteitszorg’ begon vooral toen ik in 2016 directeur werd bij wat toen nog de Stichting Certificering Openbare Bibliotheken (SCOB) heette.”

Met welke opdracht ging je aan de slag?
“De SCOB richtte zich in beginsel uitsluitend op het certificeren van bibliotheken, maar de bibliotheken én de wereld rondom was sterk aan het veranderen; de vorming van cultuurclusters, cultuurcentra en andere fusie- en samenwerkingsvarianten maakten dat de behoefte ontstond om ook de kwaliteitszorg van bibliotheken, kunst- en cultuureducatie en taal bijeen te brengen. In die tijd is de samenwerking met Cultuurconnectie tot stand gebracht, die als brancheorganisatie ook al een goedlopend certificeringskader (red. ‘CultuurKeur’) had ontwikkeld. Na de eerste gesprekken over het harmoniseren van onze certificeringssystemen werden de eerste pilots opgezet, die wij ‘proeftuinen’ noemden. Daar namen enkele typische multifunctionele organisaties aan deel – dus organisaties die naast kunstencentrum ook een bibliotheek- of podiumfunctie vervulden en wat dies meer zij.”

We kennen inmiddels het goede resultaat: ‘Kwaliteit in Beeld’, het nieuwe certificeringskader, is er. Welke ervaringen heb je onderweg daar naartoe opgedaan? Werden er verschillen zichtbaar?
“Dat is juist het grappige, want de verschillen waren eigenlijk heel gering. Ook de organisaties die aan de proeftuinen meededen gaven terug dat het voor hen eigenlijk alleen maar gemakkelijker was geworden. In plaats van de verschillen te zien, stelden wij eerder vast hoe bijzonder het was dat die integratie niet al eerder gebeurd was; er waren zoveel overeenkomsten en de voordelen van deze harmonisatie waren navenant groot. Het belangrijkste verschil dat wij opmerkten, was dat de bibliotheken – mede vanuit hun noodzaak om te voldoen aan de bibliotheekwet (‘compliance’, red.) – al wat meer gewend waren aan de routine van zo’n strak certificeringsproces dan bij de culturele organisaties het geval was. Bij die laatsten ging de aandacht vaak nog naar het omgaan met de gevolgen van de economische crisis en de laatste bezuinigingsmaatregelen, zeker wanneer er weer een relatie met een nieuwgevormd gemeentecollege moest worden opgebouwd. Dan zou het hebben van een uitvoeringswet, zoals de bibliotheekwet, wel prettig zijn. Daar kan je namelijk in het contact met je lokale overheden heel veel aan ophangen.”

Je reist momenteel het hele land door om organisaties te bezoeken en informeren over ‘Kwaliteit in Beeld’. Waar komt die bevlogenheid vandaan? Wat betekent voor jou ‘kwaliteit’?
“Eigenlijk voor alle mensen die wij in de branche tegenkomen geldt dat zij hun werk goed willen doen en daarvoor de waardering willen krijgen die zij verdienen. Het zichtbaar maken van hun kwaliteit is daarom iets waar iedereen als vanzelf graag aan meewerkt en dat maakt het voor mij ook zulk mooi werk. Wij willen bijdragen om de sector vooruit te helpen. Dat is de essentie. Door ons werk als certificeringsorganisatie én de nazorg die wij bieden, kunnen wij een permanente stimulans geven voor een vóórwaartse ontwikkeling. Ik leg in mijn gesprekken dus ook niet de nadruk op verplichting – ook al is die er wel – maar eerder op wat het betekent voor jou en de toekomst van je eigen organisatie. Wie zich openstelt voor een onafhankelijke en opbouwende blik van buiten, wint méér dan degene die zegt dat ze het niet nodig hebben. Wij benaderen kwaliteit dus niet zozeer vanuit het ‘moeten’, maar werken op basis van de professionaliteit van de organisatie én gemeentes.”

Wat krijg je terug van de branche? Wie is waarom ontvankelijk en waarin schuilt eventuele weerstand?
“Ik kan niemand tegen zijn zin gelukkig maken en zal dat ook niet proberen. Wanneer wij weerstand tegenkomen, dan zit die vooral in onbekendheid met kwaliteitszorg en –toetsing en het veronderstelde bureaucratisch karakter ervan. Vandaar het rondreizende circus en het missiewerk. Heel soms wordt er met enige vrees naar een aankomende certificering gekeken, maar die ervaart men uiteindelijk gelukkig altijd als ongegrond: zelfs wanneer men nog volop in een reorganisatieproces zit en zo’n audit een te grote belasting lijkt, is men uiteindelijk altijd heel blij met de externe, onafhankelijke blik op de kwaliteit die onze auditoren brengen. We toetsen wel en stevig ook, maar we komen niet langs om te veroordelen, de maat te nemen of terecht te wijzen. We zijn ván de branche en vóór de branche, en daarmee krijgen we het overgrote deel van de branche mee. Het aantal totaalweigeraars is op het totaal dus ook maar heel klein. Het overgrote deel is namelijk bijzonder welwillend en gaat met ons aan de slag.”

Betekent die onbekendheid met het certificeren, dat Cultuurconnectie en CBCT méér of anders moeten communiceren hierover?
“Communicatie of informatievoorziening is altijd belangrijk, dus we gaan regelmatig ‘vol op het orgel’, maar het lost niet alles op denk ik. Soms zien we namelijk bij kleine organisaties dat ze terughoudend en té bescheiden zijn; het zelfbewustzijn is dan soms ingeperkt en daarin doen ze zichzelf écht te kort. Uit sommige zelfevaluaties blijkt bijvoorbeeld al dat ze dingen beter op orde hebben dan ze van tevoren hebben geroepen. Calimero-complex? Nee, dat is een te groot woord. Het is meer het op voorhand indekken: “kwaliteitszorg is voor grote organisaties!” en dat de CBCT zich vooral zou richten op grotere, hoog-professionele organisaties. Maar ik zeg: “small is beautiful!”. Natuurlijk hoef je je niet groter maken dan je bent, maar je moet je zeker niet kleiner te maken dan je bent. Dit geldt ook voor de volksuniversiteiten, want die hebben een flinke impact op lokale cultuur en vormen nog steeds een heel goed merk. Er zijn heel veel mensen bij betrokken en ze brengen heel veel plezier bij mensen. Nu worden de volksuniversiteiten vooral meegenomen wanneer zij deel uitmaken van een multifunctionele organisatie, maar het is mijn een lief ding waard om ook de individuele volksuniversiteiten te ondersteunen bij hun doorontwikkeling.”

Dus ook kleine en vrijwilligersorganisaties aan boord wat jou betreft?
“Ik vind in ieder geval dat het streven naar kwaliteit het formaat van je organisatie of de arbeidsrelaties binnen je bedrijf overstijgt. Je ziet ook in de Angelsaksische landen waar het ‘volunteerism’ nog verder ontwikkeld is dan hier in Nederland, dat vrijwilligers wel varen bij een aansturing die minstens even goed zou passen bij die van een professional: heldere afspraken, duidelijke verantwoordelijkheden en zichtbare waardering, betaald of onbetaald. Iedereen die bijdraagt aan een organisatie voelt zich beter wanneer duidelijk is wat er wordt verwacht. Als je dat niet vanuit een professioneel of kwalitatief bewustzijn benadert, worden al die waardevolle bijdragen van vrijwilligers te gemakkelijk als vanzelfsprekend of ‘gratuit’ gezien – wat onprettig is voor de vrijwilligers zélf. Daarbij wordt het lastig om je organisatie als geheel te sturen. Het onderscheid tussen klein en groot maken we in beginsel niet. Organisaties moeten alleen wel oppassen dat de populatie vrijwilligers nog wel adequaat aangestuurd kan worden. In het certificeringskader ‘Kwaliteit in Beeld’ is de vrijwilligersfunctie daarom ook nadrukkelijk opgenomen, dus dat is relevant voor grote organisaties waarbij vrijwillige inzet belangrijk is, maar ook voor de kleinere organisaties zoals volksuniversiteiten en (pop)podia die traditioneel met veel vrijwilligers werken. Wij hebben dan ook goed contact met de NOV (Vereniging Nederlandse Organisaties Vrijwilligerswerk, red.) gehad om dit op een goede manier in te bedden.”

Ben je nog verrassende dingen tegengekomen in de certificeringstrajecten?
“Bij de eerste certificeringstrajecten in het nieuwe kader ‘Kwaliteit in Beeld’ van Muziekschool Hillegom, Factorium (Tilburg), KOO (Den Haag) en Bibliotheek Hengelo was er zelfs een zekere gretigheid bij de directies om deze blik van buitenaf uit te nodigen. Ik was meteen onder de indruk van het inspirerende enthousiasme van deze directies. Het was extra leuk dat zij ook gewoon bevestigd kregen dat ze goed bezig waren en dat ze de zaken op orde hebben. Die waardering was er ook bij opdrachtgevers, de gemeentes waarin deze organisaties opereren. Wij brengen ook de witte vlekken onder de aandacht en het mooie is dat hiermee ook de agenda voor de doorontwikkeling meteen concreet wordt en dát vergemakkelijkt op zijn beurt weer het gesprek met opdrachtgevers, stakeholders en gemeenten over de toekomst.”

Welke toekomstige ontwikkelingen zie jij aankomen? Welke ontwikkelingen zou je willen veroorzaken?
"Als CBCT bestaan we nu officieel ruim een half jaar en het gaat vooralsnog erg goed. We concentreren ons nu op het ontwikkelen van routines in onze eigen processen voordat we die verder uitbouwen. Ik wil de verankering van ‘Kwaliteit in Beeld’ verbeteren en vervolgens ook verbreden: dus aan de ene kant finetunen en verbeteren en anderzijds het draagvlak en de gebruikersbasis verbreden. We hebben een gedoseerde ambitie, met nadruk op ‘gedoseerd’. We voeren wél al verkennende gesprekken met de VSCD, maar we willen eerst en vooral leveren wat we beloofd hebben te leveren en dat iedereen daarmee tevreden is, alvorens we aan uitbreiding en verbreding gaan denken. En wat mij betreft gaat de branche daar zelf over.”

Welke rol zie jij voor Cultuurconnectie in dit geheel?
“Cultuurconnectie doet als branchevereniging van alles wat met kwaliteitszorg en belangenbevordering heeft te maken. Dat zien wij ook terug tijdens onze audits. Daarin kunnen wij concreet vaststellen dat die dingen bij de leden van Cultuurconnectie daadwerkelijk ‘landen’. Het voldoen aan wet- en regelgeving is bijvoorbeeld niet bepaald een sexy onderwerp, maar we merken dat organisaties hierbij sterk leunen op wat Cultuurconnectie aanlevert, zoals informatie over de nieuwe privacywet (AVG, red.) en de CAO Kunsteducatie. Daarnaast is het zo dat wanneer de branche kwaliteitszorg en -toetsing serieus neemt en stakeholders erop aan kunnen dat er voortdurend aan kwaliteit wordt gewerkt, dit ook de lobby en het gesprek over de maatschappelijke functie van de branche enorm versterkt. Kijk, een certificaat gaat je leven niet redden als de geldkraan sowieso dicht gedraaid wordt, maar het versterkt wel de eigen operatie én het draagvlak bij stakeholders. Het is daarmee ook een voorzorgsmaatregel tégen die dichte geldkraan. Als er niet aan kwaliteitszorg- en toetsing wordt gedaan dan heb je maar een paar incidenten nodig om de beeldvorming te beschadigen en dat is iets wat deze prachtige branche niet verdient.”

Animatie certificeringsproces