Interview Willem van Moort

Op 1 juli jongstleden nam Willem van Moort afscheid van BplusC in Leiden, na ruim 14 jaar verbonden te zijn als voorzitter van de Raad van Bestuur. Hij droeg per 1 mei al het stokje over aan zijn opvolger, maar is tot zijn afscheid deze zomer een rol in het bestuur van BplusC blijven vervullen. Willem van Moort heeft in verschillende hoedanigheden belangrijke sleutelposities vervuld in onze branche, waaronder zelfs een periode als bestuursvoorzitter van de branchevereniging. Cultuurconnectie sprak met hem, deze sleutelfiguur uit de sleutelstad, over zijn werk, zijn drijfveren en zijn visie op de branche en haar maatschappelijke functie.

Willem van Moort

Jouw biografie bevat een indrukwekkende opsomming van posities én wapenfeiten. Maar waar ben jíj eigenlijk zelf het meest trots op?
"Op veel dingen kijk ik tevreden terug, maar de vorming van BplusC was en is in mijn beleving een van de belangrijkste: ik vind het heel erg goed dat onze organisaties niet alleen muziek maken of alleen beeldende kunst of alleen theater. Nee, je moet dat allemaal in elkaar verenigen en daar is de eerste stap toen wel mee gezet. Zo had je vroeger het ‘muziekscholen-overleg’, maar dat is nu natuurlijk helemaal verleden tijd. Nu komen we ook zelfs op een punt dat ook steeds meer bibliotheken en kunstencentra samenkomen, of dat er ook een museum of een poppodium aansluit, of een erfgoedinstelling.

BplusC Willem van Moort, onthulling certificaat CBCT

Ik vind dat erg belangrijk, want daardoor word je in een stad, in een dorp of in een regio eensklaps de belangrijkste speler in kunst en cultuur. Dit verhaal vertelde ik al eens eerder, toen wij als branche kwaliteitszorg met de bibliotheekbranche samen gingen organiseren: één verhaal, vanuit de verschillende perspectieven die cultuur te bieden heeft."

Wat drijft jou?
"Datgene waarvan ikzelf kan genieten, dat wil ik toegankelijk maken voor iedereen. Je komt daarmee natuurlijk op het begrip van de ‘culturele democratie’ en ik vind dat iedereen het recht heeft om muziek te kunnen maken, te schilderen of je cultureel te uiten met welk talent dan ook of waar je interesse ook maar ligt. Daarom vind ik het werk van stichting Leergeld, waar ik mij voor inzet, zo belangrijk. Niemand mag achterblijven. Daarnaast denk ik dat het heel belangrijk is om altijd te blijven proberen iets beter te maken, en niet zelfgenoegzaam om te kijken dat het vroeger al goed of zelfs beter was. Vooruit moeten we. Politici die denken hun cultureel-maatschappelijke doelen te hebben bereikt wanneer een kind één keer in het Rijksmuseum, één keer in het Concertgebouw is geweest en één keer de Djembé-cursus heeft gedaan, zijn niet duurzaam bezig. Dat is niet duurzaam en gewoonweg niet voldoende. Dat moet beter en daar zet ik mij voor in."

Daar klinkt een sterke missiedrang uit. Hoe sterk voel je dat?
"Ik vind dat heel erg belangrijk. Niet alleen omdat het ons verrijkt, maar ook omdat creativiteit iets heel waardevols is. Nederland is een land dat niet leunt op een zware industrie, maar eerder op kennis en creativiteit. En let op, die creativiteit is niet iets dat alleen van de cultuursector is. Een universitair wetenschapper is ook ontzettend creatief, anders zou die nooit nieuwe onderzoeksrichtingen kunnen vinden. Dus hoe meer wij creativiteit de ruimte geven en ondersteunen, des te beter het is. Daar waar wij het goed doen, zie je ook meteen dat er uit het buitenland met interesse naar onze innovatie wordt gekeken en dat wij op sommige vlakken vooroplopen. Nederland is ‘maar’ Nederland en toch is het de innovatie, kennisontwikkeling en creativiteit die onze samenleving sterk maakt, ook in internationaal opzicht."

Cultuurconnectie is op allerlei manieren verbonden met internationale initiatieven en projecten. Welk belang zie jij bij een internationale oriëntatie van onze branche?
"Je kan over Europa een heleboel dingen zeggen: dat er dingen wél of niet goed gelukt zijn, dat het anders moet of kan. Maar, de samenwerking in de kunsten is op Europees vlak altijd erg belangrijk én succesvol geweest. Gemeenschappelijkheid is daarin denk ik een sleutelwoord, want je maakt samen muziek, je richt samen een expositie in, je gaat samen naar het theater en die gemeenschappelijkheid gaat over landsgrenzen heen. Dat zie je al op verschillende plekken waar verschillende stromingen in Europa samenkomen. En ik vind dat we dat in de toekomst nog veel meer moeten gaan doen."

Kun je daar voorbeelden van geven?
"Ik heb zelf mijn steentje bijgedragen via de bestuursfuncties die ik binnen het Europese heb bekleed, maar ook het project over de ontwikkeling van muziekonderwijs waar Cultuurconnectie bij betrokken was, is zo’n voorbeeld. Daarnaast hoorde ik onlangs dat er een groep gevluchte, jonge dansers uit Oekraïne in Den Haag is aangekomen en die hebben nu een plek gekregen in het oude conservatorium van Den Haag, waar ze weer kunnen studeren en hun vak blijven uitoefenen in de tijd dat ze hier zijn. En dat gaat dus niet alleen over humanitaire verantwoordelijkheid, maar over dat mensen hun culturele waarde(n) over landsgrenzen brengen; naar ons, maar ook weer richting hun land van herkomst of het land wat zij vervolgens aandoen. Zo verspreiden kunstenaars hun eigen kwaliteit en brengen dat steeds verder, inclusief datgene wat zij hier hebben opgepikt en misschien wel bijgeleerd. Ik vind dat niet alleen belangrijk, maar ook erg mooi."

Hoe kijk je terug op je betrokkenheid bij Cultuurconnectie?
"Ik was op een gegeven moment vice-voorzitter en toen er een vacature ontstond voor het voorzitterschap was ik zogezegd ‘aan de beurt’ en heb dat anderhalf jaar mogen doen. Natuurlijk is het belangrijk dat er dienstverlening is voor de leden, maar het draait vooral om ‘verenigd’ zijn: samen een vuist maken, samen lobbyen, van elkaar leren en daarnaast – vergis je niet – kan het leiding geven aan je organisatie, met alle uitdagingen die dat met zich meebrengt, soms best eenzaam zijn. Dan is het heel belangrijk dat je je collega-directeuren ook af en toe kan ontmoeten. Natuurlijk moet je soms een jaarrekening aftikken of iets besluiten, maar vaak is het die koffiepauze, dat netwerkdiner of die borrel die je samen drinkt nog het allerbelangrijkste. Je wisselt ervaringen, verhalen en ideeën uit die leiden tot vervolgafspraken en tot nieuwe ontwikkelingen die je in je eentje misschien veel moeilijker zou hebben kunnen creëren."

Hoe kijk jij aan tegen de toekomst van de branche? En in het bijzonder als het gaat om kunst- en cultuureducatie?
"Allereerst: ik geloof erin dat je je zaakjes bedrijfsmatig op orde moet hebben, maar tegelijkertijd vind ik het marktdenken een onzalig idee. Ik durf ook te stellen dat een deel van ons vak niet zonder subsidie kan en ook niet zou moeten. Dat draait opnieuw om die duurzaamheid en inclusie: iedereen heeft het recht op cultuurbeoefening en -onderwijs en zonder subsidie wordt het een luxevoorziening die niet voor iedereen toegankelijk is. Deze gedachte is heel normaal voor veel publieke voorzieningen en die zou voor cultuureducatie even vanzelfsprekend moeten zijn. Als de Nederlandse overheid zou besluiten om van cultuureducatie een maatschappelijke opdracht te maken (zoals bijvoorbeeld de bibliotheekwet), dan zeg ik: doen! Morgen, of liever vandaag of gisteren! Daarbij vind ik de verbinding tussen binnenschools en buitenschools heel belangrijk: net zoals het uurtje gym op school niet het enige is, maar dat kinderen ook in hun vrije tijd op voetbal zitten of iets dergelijks. Een kind wil leren en dat houdt niet op na schooltijd of na de 18e verjaardag. Een leven lang leren. En ook hier geldt weer het internationale perspectief: sommige landen hebben een nationaal curriculum cultuureducatie, in Denemarken moet iedere gemeente een muziekschool hebben en in Luxemburg treedt in september dadelijk een wet in werking waardoor iedereen tot 18 jaar oud gratis muziekonderwijs kan genieten. Opnieuw, Nederland is maar Nederland."

Loopt Nederland dan achter?
"Nee, dat niet, want in het buitenland heeft men soms ook last van een keurslijf. Nederland is daarin veel vrijer en biedt ruimte voor doorontwikkeling. Tegelijkertijd gaat de Nederlandse focus op (door)ontwikkeling soms ook ten koste van het goede wat er al is. Het goede raakt dan ondergesneeuwd of gaat in het ergste geval verloren. We kunnen leren van het internationale werkveld dat de ontwikkeling van een duurzame aanpak ook onze aandacht verdient.

BplusC kinderorkest
Foto: Rinze van der Paal

We moeten af van het principe dat ‘snuffelen’ aan cultuur en muziek als cultuureducatie voldoende is, want snuffelen is slechts het begin. De kaders die ik noemde in de voorbeelden van Denemarken en Luxemburg maken zichtbaar dat het mogelijk is om hier veel duurzamer mee om te gaan. De vrijheid en flexibiliteit die wij in Nederland hebben bij de invulling van onze opdrachten, zou ik voor geen goud willen verliezen. In die zin geloof ik ook erg in een flexibele manier van cultuureducatie bedrijven, in coachend lesgeven en dat de leerling de ontwerper kan zijn van zijn eigen leerervaring."

Je hebt bevlogen gesproken over ontwikkeling, het voor iedereen een beetje beter maken. Die coach, die alles ontwikkelt, is dat ook de mens Willem van Moort?
"Dat hoop ik zeker. Mijn stijl is altijd geweest om iemand te vragen naar hun plannen en ideeën en daarvoor vervolgens de condities te creëren zodat een werknemer of een MT-lid die kon gaan ontwikkelen. Leidraad voor mij was altijd dat wat wij als BplusC deden een zogeheten ‘third place’ moest vormen: een derde plek, naast de thuisplek en de werkplek. Een plek voor ontmoeting, voor uitwisseling, voor ontwikkeling én voor vereniging."

Welke vergezichten zie jij voor jezelf na je vertrek bij BplusC? Wat is of wordt jouw ‘third place’?
"Oh, dat is een mooie. Mijn betrokkenheid blijft en wat ik belangrijk vind in het leven vind ik na mijn pensionering niet plotseling onbelangrijk. Dat zal blijven. Welke vorm dat krijgt, dat ga ik ontdekken.

Afscheid Willem van Moort bij BplusC (1 juli 2022)

Verder heb ik hier in mijn werkkamer een marimba en een vibrafoon staan, en ik zal die de komende tijd weer vaker gaan bespelen dan ik de laatste tijd heb kunnen doen. Daar kijk ik erg naar uit. Want wat ik in de tussentijd ook allemaal gedaan heb, ik ben nooit gestopt om mij een muzikant te voelen."

Willem van Moort begon zijn loopbaan in de muziek, als slagwerker in verschillende Nederlandse orkesten, waaronder het Noord-Hollands Philharmonisch Orkest, Radio Filharmonisch Orkest, het Balletorkest en het ASKO Ensemble. Hij werkte ook als muziekdocent en kreeg na voltooiing van zijn managementopleiding aan de HKU een aanstelling als directeur van Kunstencentrum De Hint in Uithoorn. Na hoofd te zijn geweest van de onderwijsafdeling van het Koninklijk Conservatorium werd hij directeur van Muziekschool Leiden e.o. waar hij uiteindelijk aan de wieg stond van de vorming van BplusC: een van de eerste cultuurclusters in Nederland waarin zes culturele organisaties verenigd werden. Daarnaast is Willem van Moort actief geweest in diverse bestuursfuncties binnen de branche (Cultuurconnectie, Stichting Overleg Arbeidsvoorwaarden Kunsteducatie, European Music School Union, European Music Council) en daarbuiten (Stichting Leergeld, SBO de Vlieger).

Meer informatie is te vinden op zijn LinkedIn-profiel.

Tekst en interview: Jan-Willem Kluën